In december 2022 sprak het Gerechtshof Den Haag een cliënt van ons kantoor vrij van het oorlogsmisdrijf aanranding van de persoonlijke waardigheid. Dat oordeel is vandaag door de Hoge Raad in stand gelaten.
De zaak draaide om een Youtube-video, waarop onder andere de lichamen van gedode soldaten van het regime te zien waren. Het hof concludeerde dat cliënt en andere strijders die lichamen weliswaar respectloos behandelden, maar dat de handelingen onvoldoende ernstig waren om een oorlogsmisdrijf aan te nemen. Daarbij woog mee dat de video niet zozeer erop gericht was de soldaten te vernederen als wel om de overwinning te vieren.
Nederland kent een apart wetboek voor internationale misdrijven (WIM), waarin de oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en genocide zijn strafbaar gesteld. Dergelijke misdrijven worden niet vaak vervolgd, en er komen dus ook weinig zaken voor de Hoge Raad. In dit geval had het hof internationale jurisprudentie aangehaald om duidelijk te maken hoe zij het misdrijf ‘aanranding van de persoonlijke waardigheid, in het bijzonder vernederende en onterende behandeling’, strafbaar gesteld onder artikel 6 lid 1 aanhef en onder c WIM juridisch vormgaven. De Hoge Raad heeft deze invulling nu geaccepteerd. Dat is ook van belang voor toekomstige zaken: juist met de opkomst van veel videomateriaal uit strijdgebied is dit een artikel dat vaker een rol zal gaan spelen.
Cliënt was ook veroordeeld voor deelname aan een terroristische organisatie, Ahrar al-Sham. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de zaak ten aanzien van dit tweede feit opnieuw moet worden behandeld door het Gerechtshof Den Haag.
Cliënt wordt in deze zaak bijgestaan door Tamara Buruma en Krit Zeegers.
De uitspraak van de Hoge Raad is te vinden via Hoge Raad 22 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:594.