De rechtbank Den Haag heeft vandaag geoordeeld dat stichting Recht op Bescherming tegen Vliegtuighinder ("RBV") ontvankelijk is in haar zaak tegen de Staat over de geluidsbelasting rondom Schiphol. RBV vordert dat de Staat maatregelen moet nemen om de omwonenden van Schiphol te beschermen, onder meer door de WHO-normen te hanteren, rekening te houden met de daadwerkelijke hinder in plaats van berekeningen, en de omwonenden individuele rechtsbescherming te bieden. Meer informatie over RBV en haar vorderingen vindt u op: https://www.beschermingtegenvliegtuighinder.nl/.
Vandaag heeft de rechtbank geoordeeld dat het gaat om een collectieve actie waarbij wordt opgekomen voor het algemeen belang. De rechtbank schept ook helderheid over de toetst die in dergelijke zaken moet worden gehanteerd als het gaat om de ontvankelijkheid van de belangenorganisatie. Het gaat daarbij niet zozeer om de vraag of zij kwantitatief gezien opkomt voor een voldoende groot deel van de groep getroffenen, maar om de vraag of de organisatie een adequate spreekbuis is voor de belanghebbenden.
Verder gaat het tussenvonnis in op de procedurele vereisten die sinds 1 januari 2020 zijn ingevoerd voor collectieve acties (met de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie, WAMCA). Zoals RBV heeft aangevoerd, lenen deze procedurele vereisten zich niet voor toepassing in ideële acties zoals deze. Ook dat is een zeer welkome ontwikkeling voor toekomstige zaken die zien op het algemeen belang.
De zaak van RBV wordt dus vervolgd, de inhoudelijke behandeling op zitting volgt op dinsdag 30 januari 2024.
RBV wordt in deze zaak bijgestaan door advocaten Channa Samkalden, Elles ten Vergert en Emiel Jurjens.
De uitspraak van de rechtbank is beschikbaar via: Rechtbank Den Haag 15 november 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:17145
Eerdere berichten