Het gerechtshof Den Haag heeft vanmiddag het schorsingsverzoek van de Staat en het COA afgewezen in het door VluchtelingenWerk aangespannen geding over de tekortschietende asielopvang in Nederland. Dit betekent dat het vonnis van de voorzieningenrechter van 6 oktober jl. moet worden nageleefd.
Op 6 oktober jl. gaf de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag VluchtelingenWerk grotendeels gelijk en trof een aantal spoedeisende voorzieningen die de asielopvang per direct, op korte termijn en op langere termijn weer in lijn moesten brengen met de wettelijke minimumnormen (zie hier). De Staat en het COA gingen hiertegen in hoger beroep en verzochten daarin om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een aantal maatregelen waartoe de voorzieningenrechter hen had verplicht. De Staat en het COA stelden dat de voorzieningen niet uitvoerbaar waren binnen de gestelde termijn. Ook stelden zij dat deze een doorkruising vormden van een ingewikkelde politiek-bestuurlijke situatie.
De Staat en het COA verzochten niet om schorsing van de uitvoerbaarheid van alle voorzieningen, maar slechts de voorzieningen die de voorzieningenrechter op korte termijn had toegewezen, omdat deze zagen op kwetsbare asielzoekers die grote schade lijden in de huidige (crisis)noodopvang. De Staat en het COA vroegen schorsing van de volgende voorzieningen: het per direct niet meer plaatsen in de crisisnoodopvang van een specifieke groep kwetsbare asielzoekers; het binnen twee weken uitvoeren van medische screenings voorafgaand aan een mogelijke plaatsing in de crisisnoodopvang; het binnen twee weken maximeren van het aantal in Ter Apel verblijvende alleenstaande minderjarige vreemdelingen en het regelen van adequate opvang voor deze groep; en het binnen vier weken garanderen van toegang tot onderwijs en speelvoorzieningen voor kinderen.
Het gerechtshof wees de vordering tot schorsing af. Daarbij loopt het hof niet vooruit op het geding in de hoofdzaak – waarvan de mondelinge behandeling op 10 november a.s. gepland staat – maar bekijkt het hof of het belang van VluchtelingenWerk bij onmiddellijke uitvoering van het vonnis zwaarder weegt dan het belang van de Staat bij het mogen wachten van de uitkomst van het hoger beroep. Daarbij moet het gerechtshof uitgaan van de juistheid van de beslissingen en oordelen in het rechtbankvonnis. Het hof oordeelde dat het belang van VluchtelingenWerk – meer specifiek de kwetsbare asielzoekers voor wie zij opkomt – zwaarder wegen dan die van de Staat en het COA bij behoud van de bestaande toestand. Het hof woog daarbij mee dat de voorzieningen zien op kwetsbare groepen mensen, zoals jonge kinderen, zwangere vrouwen, alleenstaande minderjarigen en personen met een medische of psychische indicatie.
VluchtelingenWerk had verschillende stukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat de situatie in de (crisis)noodopvang – waar ook veel kwetsbaren verblijven – nog altijd zwaar onder de maat is. Gisteren publiceerde zij hierover ook haar derde quick scan (zie hier).
Het persbericht van het gerechtshof is hier te vinden.
VluchtelingenWerk wordt in deze zaak bijgestaan door advocaten Tom de Boer en Thomas van der Sommen.
Eerdere berichten