De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze week eindelijk uitleg gegeven hoe om te gaan met oud-Nederlanders met dubbele nationaliteit die hun Nederlandse nationaliteit hebben verloren omdat zij langer dan tien jaar buiten de EU woonden en niet binnen die tien jaar hun Nederlandse paspoort hebben verlengd. Kort gezegd vindt de Afdeling dat het verlies van de Nederlandse nationaliteit heroverwogen moet worden en dat moet gekeken worden of het wel evenredig is in het individuele geval.
De Afdeling heeft zich gebogen over de zaken van zes oud-Nederlanders van wie paspoortaanvragen bij de Nederlandse ambassades werden afgewezen, omdat zij blijkbaar eerder het Nederlanderschap automatisch waren kwijtgeraakt. Zij stapten naar de rechter, omdat met het verlies van de Nederlandse nationaliteit, ook het EU-burgerschap verloren was gegaan. De Afdeling heeft nu geoordeeld dat deze zes mensen recht hebben op een individuele toets: is het wel evenredig om het Nederlanderschap in te trekken?
Deze zes mensen zijn niet uniek: jaarlijks raken tientallen Nederlanders het Nederlanderschap kwijt omdat zij buiten de EU wonen en simpelweg niet weten wat de gevolgen zijn van het niet tijdig verlengen van hun paspoort. De meeste mensen komen er te laat achter. Ook minderjarige Nederlanders verliezen zonder pardon het Nederlanderschap als hun ouder de Nederlandse nationaliteit verliest. De Rijkswet op het Nederlanderschap kent geen bepalingen waarmee het Nederlanderschap weer kan worden verkregen of met terugwerkende kracht kan worden verleend. Met andere woorden: kwijt is kwijt. Het Europese Hof van Justitie heeft in het arrest Tjebbes gezegd dat het Unierecht in beginsel zulke wetgeving niet verbiedt, maar dat het automatisch verlies niet onevenredig mag zijn.
De Afdeling zegt nu dat de Rijkswet op dit punt in strijd is met Unierecht en dat een wetswijziging noodzakelijk is. Er moet per individueel geval worden gekeken of het verlies van de Nederlandse nationaliteit en daarmee het EU-burgerschap, concrete en voorzienbare gevolgen heeft die onevenredig zijn en in de ‘sfeer van het Unierecht’ liggen. Het toetsingsmoment is het moment van het verstrijken van de tienjaarstermijn.
De gevolgen moeten zich dus afspelen binnen het Unierecht. De Afdeling verwijst dan ook, in navolging van het Hof, naar rechten die zijn gewaarborgd in het Handvest Grondrechten van de EU. Dat iemand zichzelf bijvoorbeeld ziet als Nederlander en zich verbonden voelt met Nederland, rechtvaardigt nog geen beroep op het evenredigheidsbeginsel. Ook moeten de gevolgen zich concreet hebben voorgedaan of redelijk te voorzien zijn.
Zo kunt u denken aan beperkingen die oud-Nederlanders ondervinden omdat zij geen recht meer hebben op vrij verkeer en verblijf, of omdat zij belemmerd worden bij het verrichten van beroepsactiviteiten binnen de EU, maar de gevolgen kunnen nog verder gaan: het niet meer op kunnen zoeken van familie of risico’s die iemand loopt inzake veiligheid of vrijheid door te leven in een onvrij land. Minderjarige kinderen worden de rechten van het EU-burgerschap ontzegd, zoals studeren, wonen of werken, terwijl zij hier zelf niet voor hebben gekozen en daarmee de dupe zijn geworden van een onverbiddelijke wettelijke bepaling.
Bent u oud-Nederlander en meent u dat u uw nationaliteit onterecht hebt verloren? Neem dan contact op met Eva Bezem van onze afdeling migratie- en nationaliteitsrecht.