Op 25 maart 2020 wees de rechtbank Den Haag bij eindvonnis de vorderingen toe van verschillende kinderen en weduwen van mannen die in 1947 op Zuid-Sulawesi door het Nederlandse leger standrechtelijk waren geëxecuteerd. Inmiddels is bekend dat partijen geen hoger beroep zullen instellen tegen dat eindvonnis, zodat het na het verstrijken van de appeltermijn later deze maand onherroepelijk wordt.
De zaken van de weduwen wier vorderingen door de rechtbank zijn toegewezen zullen met de Staat worden geschikt op grond van het buitengerechtelijk traject dat de Staat in 2013 had opengesteld aan weduwen van mannen die omkwamen i.h.k.v. standrechtelijke executierondes ‘van vergelijkbare aard en ernst als Rawagedeh en Zuid-Sulawesi’ (de ‘Bekendmaking’; geldig tot 11 september 2021). De weduwen ontvangen conform die Bekendmaking elk en compensatiebedrag van Euro 20.000 van de Staat.
Voor de kinderen van standrechtelijk geëxecuteerden bestaat vooralsnog géén met de Bekendmaking vergelijkbaar buitengerechtelijk traject. De Staat heeft echter vorige week laten weten dat die er nu wel zal komen. De contouren daarvan zullen in de komende periode worden uitgewerkt.
Door het openstellen van deze regeling voor kinderen van standrechtelijk geëxecuteerden, komt de Staat (eindelijk) tegemoet aan het pleidooi van deze groep nabestaanden om gelijk te worden behandeld als de weduwen. Jegens de kinderen heeft de Staat zich namelijk steeds op het standpunt gesteld dat hem wél een beroep op verjaring toekomt omdat kinderen ‘minder direct’ door de executies zouden zijn geraakt dan weduwen. Dat betoog is reeds meermalen door de rechtbank Den Haag verworpen, voor het eerst bij tussenvonnis van 11 maart 2015 in de onderhavige zaken; het tussentijds appel dat de Staat tegen dat verjaringsoordeel aanspande sneuvelde op 1 oktober 2019 bij het gerechtshof Den Haag.
De eisers en eiseressen in de onderhavige zaken worden sinds jaar en dag bijgestaan door advocaten Liesbeth Zegveld en Brechtje Vossenberg. De advocaten staan ook slachtoffers en nabestaanden bij in vergelijkbare zaken over het oorlogsgeweld dat de Staat tijdens de onafhankelijkheidsoorlog in het voormalig Nederlands-Indië heeft gepleegd.
Eerdere berichten
- Vorderingen van 11 nabestaanden van mannen die op Zuid-Sulawesi standrechtelijk waren geëxecuteerd (1946-1947) bij eindvonnis toegewezen toegewezen
- Arrest over onaanvaardbaarheid verjaringsberoep Staat jegens slachtoffer Nederlands-Indië in kracht van gewijsde gegaan
- Claims van slachtoffers en nabestaanden geweld Nederlands-Indië niet verjaard
- Nederland aansprakelijk voor schade van weduwen en kinderen van standrechtelijke executies in voormalig Nederlands-Indië
- Nederlandse Staat compenseert tien weduwen van de standrechtelijke executies op Sulawesi en biedt excuses aan
- Onderhandelingen met de Staat over de Zuid-Sulawesi zaak op niets uitgelopen
- Aansprakelijkstelling Staat vanwege bloedbaden in Zuid-Sulawesi in 1947