Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) zal de klacht die imam Fawaz Jneid heeft ingediend tegen de Nederlandse Staat inhoudelijk behandelen. Het EHRM heeft de communicatie van de klacht bekendgemaakt op zijn website (zie hier).
Achtergrond zaak
Jneid diende de klacht naar aanleiding van een gebiedsverbod dat hij op 15 augustus 2017 kreeg opgelegd door de minister van Justitie en Veiligheid. Hiermee werd hem voor een half jaar de toegang ontzegd tot twee buurten in Den Haag, de Schilderswijk en Transvaal. Jneid zou met zijn lezingen jongeren uit deze wijken aansporen tot jihadistisch geweld. De maatregel is gebaseerd op de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding (Twbmt).
De bestuursrechtelijke maatregelen tegen Jneid leidde tot kritiek in de pers en onder rechtsgeleerden, wegens de onduidelijke wetgeving die ten grondslag ligt aan de sanctie. Zo is op grond van de Twbmt onduidelijk welke gedragingen wel en niet vallen onder deze wet. Daarnaast is kritiek geuit op het feit dat verstrekkende maatregelen buiten het strafrecht om en zonder de strafrechtelijke waarborgen en bewijsmaatstaf zijn opgelegd, zeker omdat de uitspraken van Jneid door het Openbaar Ministerie zijn onderzocht en niet strafbaar zijn bevonden. Bovendien worden hem uitspraken tegengeworpen die hij voor 2010 heeft gedaan, toen de Twbmt nog niet van kracht was. Voor Jneid was het daarom niet voorzienbaar dat zijn grondrechten op deze wijze zouden worden beperkt.
Jneid heeft de maatregel aangevochten bij de rechtbank Den Haag en bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, die zijn beroep afwezen (zie hier en hier). Hierdoor restte Jneid geen andere mogelijkheid dan de zaak voor te leggen aan het EHRM.
Behandeling EHRM en lopende nationale procedures
Het EHRM heeft nu duidelijk gemaakt dat zijn onderzoek zich zal richten op de aangevoerde schendingen van de vrijheid van godsdienst (artikel 9 EVRM), vrijheid van meningsuiting (artikel 10 EVRM) en vrijheid van beweging (artikel 2 Protocol 4 bij het EVRM). Het EHRM zal in deze context ook de wettelijke grondslag van de maatregel beoordelen.
Sinds de eerste oplegging van de bestuursrechtelijke maatregel in 2017 is deze steeds met een half jaar verlengd. Inmiddels is de maatregel zes keer verlengd. Anders dan bij een strafrechtelijke sanctie is volstrekt onduidelijk wanneer en op welke voorwaarden de maatregel zal worden beëindigd. Om de maatregel te beëindigen is Jneid genoodzaakt tegen elke verlenging een nieuwe bestuursrechtelijke procedure aan te spannen. Op dit moment lopen verschillende nationale procedures tegen de verlengingen van de maatregel.
De heer Jneid wordt in deze procedure vertegenwoordigd door advocaten Tom de Boer en Tamara Buruma.