De afdeling advisering van de Raad van State heeft advies uitgebracht over het wetsvoorstel dat de Europese richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging implementeert. Dit wetsvoorstel is op 19 februari 2018 bij de Tweede Kamer ingediend. De Europese richtlijn heeft als doel de gegevensbescherming bij opsporing en vervolging van strafbare feiten te verbeteren. De regels uit de richtlijn worden omgezet in Nederlandse wetgeving door aanpassingen van de Wet politiegegevens (Wpg) en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg).
De Raad is kritisch in zijn advies: uit onderzoek zou blijken dat de bestaande Wpg en de Wjsg complex zijn en niet goed op elkaar aansluiten. De uitvoering wordt verder bemoeilijkt door ICT-problemen. Bovendien wijst de Raad van State erop dat de implementatietermijn voor de richtlijn kort is. In het advies stelt de Raad van State dat het vanwege de problematische uitvoering van de huidige wetten (Wpg en Wjsg) nog maar de vraag is of het implementatiewetsvoorstel zal leiden tot een adequate uitvoering van de gegevensbeschermingswetgeving door politie en justitie. De Raad wijst daarbij vooral op de nieuwe complexe en vage normen en verplichtingen.De afdeling advisering van de Raad van State adviseert dan ook om in de toelichting op het wetsvoorstel in te gaan op de uitvoering van het wetsvoorstel in de praktijk. De wetgever moet vooral duidelijkheid scheppen over de wijze waarop de vage normen zullen worden toegepast, en hoe de noodzakelijke ICT-voorzieningen zullen worden uitgevoerd. Ook zou daarbij moeten worden ingegaan op het punt van opleiding en scholing van degenen die met de gegevensverwerking te maken hebben.
De samenvatting van het advies vindt u hier.