De nabestaanden van Max Papilaja en Hansina Uktolseja hebben met verbijstering kennisgenomen van het op 25 juli 2018 gewezen eindvonnis in de zaak aangaande de Molukse treinkaping nabij De Punt in 1977, waarbij hun vorderingen zijn afgewezen. Het eindvonnis is een ommezwaai van 180 graden ten opzichte van het tussenvonnis van 1 februari 2017, waarin de rechtbank o.a. had vastgesteld dat de Staat geen beroep toekwam op verjaring en waarbij het verhoor van 11 mariniers werd toegewezen.
De zaak is feitelijk en juridisch complex en kent veel aspecten die zowel zien op de feiten destijds als op de wijze waarop de Staat vervolgens met de zaak is omgegaan, ook sinds de aanvang van deze rechtszaak. In de kern draait het echter om een beoordeling van de geweldstoepassing door de mariniers die in het kader van de beëindigingsoperatie de gekaapte trein enterden. Meer in het bijzonder gaat het daarbij om de vraag of die mariniers Max Papilaja en Hansina Uktolseja inderdaad hebben doodgeschoten, en of er op dat moment bij hen sprake was van een oprechte veronderstelling (honest belief) dat het door hen toegepaste geweld geoorloofd was. Op basis van het dossier was volgens de nabestaanden van een dergelijk honest belief geen sprake en was het toegepaste geweld niet-noodzakelijk en disproportioneel.
De rechtbank is het in haar eindvonnis met de nabestaanden eens dat Max Papilaja noch Hansina Uktolseja een objectieve dreiging vormden op het moment dat zij werden doodgeschoten. Evenwel is de rechtbank van mening dat marinier 2D die Hansina Uktolseja doodschoot – en overigens ook zijn commandant, marinier C2 – op dat moment handelde op basis van een honest belief dat het door hem toegepaste geweld nodig was. Datzelfde geldt volgens de rechtbank voor marinier 5B die op Max Papilaja had geschoten, waarbij volgens de rechtbank niet (eens) vaststaat dat deze marinier het dodelijk schot had gelost. Ten aanzien van het honest belief werd de subjectieve overtuiging van de mariniers in kwestie doorslaggevend geacht, waarbij de rechtbank bovendien niet heeft getwijfeld aan de geloofwaardigheid van de eigen verklaringen van de mariniers daaromtrent.
Deze conclusies zijn voor de nabestaanden onbegrijpelijk, niet in de laatste plaats in het licht van het bewijs dat sinds 2013 boven tafel is gekomen en de grote vraagtekens die zij plaatsen bij de eigen verklaringen van de mariniers. Zij zijn dan ook diep teleurgesteld in het eindvonnis en zullen hoger beroep aantekenen.
De nabestaanden worden bijgestaan door advocaten Liesbeth Zegveld en Brechtje Vossenberg.
Lees hier het eindvonnis van 25 juli 2018.
Eerdere berichten
- Treinkaping ‘De Punt’: nabestaanden en overlevende stellen Staat aansprakelijk
- Nabestaanden van geëxecuteerde Molukse kapers dagvaarden de Staat in de zaak 'De Punt'
- 4 november 2016: comparitiezitting inz. executies bij beëindiging treinkaping bij De Punt door de Staat in 1977
- Vorderingen inzake Molukse treinkaping (1977) niet verjaard; rechtbank gelast nader onderzoek
- Rechtbank verbiedt hoger beroep tegen tussenvonnis 1 februari 2017 inz. 'De Punt'; zaak gaat door
- Getuigenverhoren mariniers inz. de Molukse treinkaping (De Punt, 1977) afgerond
- Interview met Liesbeth Zegveld over De Punt
- Pleidooi inzake de Molukse Treinkaping (De Punt)