Sinds eind vorig jaar hebben 71 Indonesiërs in negen afzonderlijke procedures de Nederlandse Staat gedagvaard. De eisers zijn kinderen van mannen die tussen 1945-1949 op de eilanden Java, Sumatra en Zuid-Sulawesi door het Nederlandse leger standrechtelijk zijn geëxecuteerd; in sommige gevallen zijn ook andere ernstige misdragingen gepleegd. De Staat is daarnaast ook gedagvaard door een man wiens moeder op onrechtmatige wijze door Nederlandse soldaten werd doodgeschoten in het kader van de grootschalige aanval op Rengat e.o. (Sumatra) op 5 januari 1949.
De eisers in deze procedures worden bijgestaan door advocaten Liesbeth Zegveld en Brechtje Vossenberg. De advocaten staan momenteel tussen de 500-550 kinderen bij van standrechtelijk geëxecuteerde mannen, die de Staat in dat verband aansprakelijk houden voor hun (im)materiële schade.
Deze zaken komen in navolging van het vonnis van de rechtbank Den Haag uit 2011, waarin werd bepaald dat de Staat geen beroep toekomt op verjaring ten aanzien nabestaanden van door hem gepleegde standrechtelijk executies. Op 11 maart 2015 bepaalde de rechtbank in een tussenvonnis dat dit ook geldt voor kinderen van standrechtelijk geëxecuteerden. Die procedure was geïnitieerd door, o.a., 5 kinderen van mannen die in 1947 standrechtelijk werden geëxecuteerd in Suppa en Bulukumba.
Eerdere berichten
- Nederlandse Staat moet weduwen en overlevende van het bloedbad Rawagedeh compenseren
- Nederland aansprakelijk voor schade van weduwen en kinderen van standrechtelijke executies in voormalig Nederlands-Indië
- Nederland aansprakelijk voor verkrachting vrouw in Ned.-Indië; Staat moet onderzoek in Nationaal Archief toestaan
- Staat gedagvaard in verband met executie Indonesische man en ontering/verminking van het lijk