De Voorzieningenrechter in Den Haag heeft zich onbevoegd verklaard in het tweede kort geding dat de vakbonden VEOB en SUEPO tegen het Europees Octrooibureau (EOO) aanspanden. Hij overwoog daarbij dat er sprake is van een 'redelijke alternatieve rechtsgang' in de zin van artikel 6 EVRM, die de rechten van de vakbonden effectief beschermt. Volgens de geldende rechtspraak betekent dit dat een beroep van de EOO op immuniteit van jurisdictie gehonoreerd moet worden.
De vakbonden vinden dit oordeel onbegrijpelijk en zullen daartegen in hoger beroep gaan.
De Voorzieningenrechter miskent in zijn vonnis dat er een verschil is tussen de rechtsgang die binnen de internationale organisatie (in beginsel) voor individuen beschikbaar is, en de mogelijkheden die openstaan voor de vakbonden als zodanig. Dat is van doorslaggevend belang voor de onderhavige zaak, nu de zaak draait om de bescherming van de collectieve rechten van de vakbonden. Binnen de organisatie staat voor de vakbonden als zodanig überhaupt geen rechtsgang open. In een eerder kort geding tussen de vakbonden en de EOO oordeelden zowel de rechtbank als het gerechtshof in Den Haag dat de EOO om die reden juist geen beroep op immuniteit van jurisdictie toekwam. In zijn vonnis van 5 augustus 2016 gaat de Voorzieningenrechter aan die rechtspraak voorbij.
De vakbonden worden bijgestaan door advocaten Liesbeth Zegveld, Christiaan Oberman (extern) en Brechtje Vossenberg.
Lees het vonnis van 5 augustus 2016 hier.
Eerdere berichten