Vandaag heeft de rechtbank Den Haag drie vonnissen gewezen in zaken over gestelde misdragingen van militairen van het Nederlandse leger in het voormalig Nederlands-Indië in de periode 1946-1949.
De nabestaanden en slachtoffers worden bijgestaan door advocaten Liesbeth Zegveld en Brechtje Vossenberg.
Het eerste vonnis ziet op standrechtelijke executies. Het is een vervolg op het op 11 maart 2015 gewezen tussenvonnis van de rechtbank Den Haag waarin werd bepaald dat de Nederlandse Staat aansprakelijk is voor de schade van zowel de weduwen als de kinderen van mannen die in het voormalig Nederlands-Indië standrechtelijk zijn geëxecuteerd door het Nederlandse leger. De rechtbank heeft vandaag in deze zaken een deskundige benoemd, te weten de Australische historicus Robert Cribb. Cribb beheerst de Nederlandse taal en is gespecialiseerd in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog. De rechtbank heeft hem de opdracht gegeven onderzoek te doen naar bewijskwesties in de zaken over de onrechtmatige executies op Zuid-Sulawesi in 1946 en 1947. Hij mag in dat verband ook onderzoek doen in het Nationaal Archief in Den Haag. Ook beveelt de rechtbank de Staat om per weduwe/kind zijn eigen uitgevoerde onderzoek en de bevindingen in het geding te brengen.
In het tweede vonnis heeft de rechtbank bepaald dat een vrouw die op 19 februari 1949 tijdens een zuiveringsactie in het Javaanse dorp Peniwen op achttienjarige leeftijd is verkracht door vijf Nederlandse militairen, jegens de Staat aanspraak kan maken op een bedrag van €7.500 aan immateriële schadevergoeding.
Het derde vonnis is gewezen in de zaak over de foltering van een Indonesische man tijdens gevangenschap in 1947 door het Nederlandse leger. De rechtbank heeft de Staat opgedragen zijn betwisting van de gestelde feiten toe te lichten en te onderbouwen. In het bijzonder moet de Staat de rechtbank informeren welk onderzoek hij heeft gedaan naar de gevangenschap en de marteling en wat de resultaten van dit onderzoek zijn. Voor zover de Staat dit onderzoek nog niet heeft gedaan beveelt de rechtbank hem dit alsnog te doen.
Net als in de zaken over executies, verwierp de rechtbank ook ten aanzien van de verkrachting- en martelingszaak het door de Staat gedane beroep op verjaring.
Klik hier voor het persbericht op Rechtspraak.nl.
Eerdere berichten
- Pleidooi voor archiefonderzoek geweld Nederlands-Indië, tijdens comparitiezitting 8 oktober 2015
- Nederland aansprakelijk gesteld voor marteling op Java in 1947
- Nederland aansprakelijk voor schade van weduwen en kinderen van standrechtelijke executies in voormalig Nederlands-Indië
- Interview met Liesbeth Zegveld: ‘Sympathieke’ regeling levert stokoude weduwen nog niets op
- Bijeenkomst met weduwen van standrechtelijke executies op Zuid-Sulawesi
- Nederlandse Staat compenseert tien weduwen van de standrechtelijke executies op Sulawesi en biedt excuses aan
- Onderhandelingen met de Staat over de Zuid-Sulawesi zaak op niets uitgelopen
- Aansprakelijkstelling Staat vanwege bloedbaden in Zuid-Sulawesi in 1947
- Nederlandse Staat compenseert negen nabestaanden van het bloedbad Rawagede en biedt excuses aan
- Nederlandse Staat moet weduwen en overlevende van het bloedbad Rawagedeh compenseren
- Vordering weduwen van Rawagede tegen de Nederlandse Staat