Het College van Procureurs Generaal heeft een nieuwe aanwijzing opgesteld waarin nieuwe instructies zijn opgenomen voor opsporingsonderzoek tijdens militaire missies in het buitenland. Eén en ander is het gevolg van de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Jaloud t. Nederland. Deze zaak werd door advocaten Liesbeth Zegveld en Wil Eikelboom gevoerd namens de nabestaanden van de heer Azhar Jaloud, die in 2004 door een Nederlandse soldaat werd doodgeschoten bij een checkpoint in Irak.
Het EHRM oordeelde in november vorig jaar dat het onderzoek naar de dood van Azhar Jaloud, dat werd uitgevoerd door het openbaar ministerie, niet deugde. Er was volgens het EHRM sprake van een schending van artikel 2 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De aanscherping van deze regels is winst, aldus Liesbeth Zegveld. Evenwel heeft het openbaar ministerie bij schrijven van 26 mei 2015 laten weten dat het in de uitspraak van het EHRM geen aanleiding ziet de betrokken Nederlandse militair alsnog te vervolgen. Dat laatste acht Zegveld onbegrijpelijk: vandaag liet ze in een interview met de NOS weten dat ze daarom overweegt opnieuw aangifte te doen tegen de militair en, bij een negatieve vervolgingsbeslissing, zo nodig opnieuw een beklag wegens niet-vervolging in te dienen bij het gerechtshof Arnhem.
Liesbeth Zegveld en advocaat Michiel Pestman dienden op 2 oktober 2007 namens de nabestaanden van Azhar Jaloud al een beklag wegens niet-vervolging in, maar het gerechtshof wees dat beklag bij beschikking van 7 april 2008 af. Destijds was echter nog niet bekend dat er getuigenverklaringen bestonden van Iraakse militairen, die haaks staan op de verklaring van de betrokken Nederlandse soldaat. Deze verklaringen waren door het openbaar ministerie niet aan het dossier gevoegd, en kwamen pas in 2014, vlak vóór de zitting bij het EHRM, boven water.
Eerdere berichten