De rechtbank Den Haag heeft vandaag bij tussenvonnis bepaald dat de Nederlandse Staat aansprakelijk is voor de schade van zowel de weduwen als de kinderen van mannen die in het voormalig Nederlands-Indië standrechtelijk zijn geëxecuteerd door het Nederlandse leger. In 2011 had de rechtbank Den Haag reeds bepaald dat het beroep van de Staat op verjaring ten aanzien van de vorderingen van weduwen van standrechtelijk geëxecuteerde mannen en één overlevende uit het dorp Rawagedeh naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. Vandaag heeft de rechtbank bepaald dat een beroep op verjaring (ook) ten aanzien van de kinderen in strijd is met de goede trouw.
Klik hier voor het persbericht op Rechtspraak.nl.
De weduwen en kinderen worden bijgestaan door advocaten Liesbeth Zegveld en Brechtje Vossenberg.
Eerdere berichten
- Interview met Liesbeth Zegveld: ‘Sympathieke’ regeling levert stokoude weduwen nog niets op
- Bijeenkomst met weduwen van standrechtelijke executies op Zuid-Sulawesi
- Nederlandse Staat compenseert tien weduwen van de standrechtelijke executies op Sulawesi en biedt excuses aan
- Onderhandelingen met de Staat over de Zuid-Sulawesi zaak op niets uitgelopen
- Aansprakelijkstelling Staat vanwege bloedbaden in Zuid-Sulawesi in 1947