De rechtbank Den Haag heeft op 24 april 2013 de Nederlandse zakenman Frans van Anraat veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan slachtoffers van mosterdgasaanvallen in Iran en Irak in de jaren tachtig.
De rechtbank verklaarde Iraans en Iraaks recht van toepassing op de vorderingen. Ten aanzien van één van de eisers uit Irak werd bepaald dat de vordering inmiddels was verjaard. De overige zestien vorderingen wees de rechtbank toe, waarbij het elk van de eisers een bedrag toekende van Euro 25.000,00 wegens de door hen geleden immateriële schade.
Van Anraat leverde ten tijde van het regime van Saddam Hussein in Irak aan de Iraakse militaire industrie grote hoeveelheden thiodiglycol ('TDG'). Deze grondstof werd door het Iraakse regime gebruikt voor de productie van mosterdgas, dat vervolgens werd verwerkt in bommen. Deze bommen werden halverwege de jaren tachtig door het Iraakse regime ingezet tegen burgers. Deze burgers hebben ten gevolge daarvan ernstige, blijvende (gezondheids)schade opgelopen. De zeventien eisers in deze zaak waren slachtoffers van die gifgasaanvallen.
De strafrechtelijke betrokkenheid van Frans Van Anraat bij deze oorlogsmisdaden werd bij onherroepelijk vonnis van de meervoudige strafkamer van het Hof Den Haag vastgesteld. De strafkamer wees de vorderingen als ‘benadeelde partij’ van eisers echter door naar de burgerlijke rechter. Reden waarom eisers Van Aanraat op 14 december 2009, respectievelijk 7 juli 2010, hebben gedagvaard. Zij werden zowel in de strafzaak als in de civiele procedure bijgestaan door advocaat Liesbeth Zegveld.
Lees hier de uitspraak in Nederlands.
Eerdere berichten: