De Staat heeft een schikking getroffen met Ans Boersma vanwege de schadelijke gevolgen van informatieverzoeken aan de Turkse autoriteiten in 2018 en 2019. Deze verzoeken leidden ertoe dat zij op 17 januari 2019 Turkije werd uitgezet en een inreisverbod van zes jaar opgelegd kreeg. Boersma werkte in Turkije als freelance journaliste voor onder meer Het Financieele Dagblad, BNR en Trouw. Hoewel in sommige media al berichten verschenen over een schikking tussen Boersma en de Staat was van een definitieve overeenkomst nog geen sprake. Dat is nu wel het geval.
Boersma stelde de Staat in 2019 aansprakelijk toen bleek dat zij was uitgezet op basis van een informatieverzoek van de Nederlandse autoriteiten, die haar als getuige wilden horen in strafrechtelijk onderzoek. In dit informatieverzoek, verstuurd op 28 september 2018, staat dat Boersma een relatie had gehad (of nog zou hebben – het bericht kon op beide manieren begrepen worden) met een persoon die een hoge functie vervulde bij terreurorganisatie Jabhat Al Nusra. Hierdoor werd zij ten onrechte en onnodig in verband gebracht met deze organisatie en door de Turkse autoriteiten als 'staatsgevaarlijk' aangemerkt. Justitie heeft dit informatieverzoek in januari 2019 nog twee keer herhaald.
Op 16 januari 2019 werd Boersma door de Turkse autoriteiten gearresteerd en een dag later gedeporteerd. Op dat moment wist zij niet wat hiervoor de reden was. Uit Wob-stukken is gebleken dat de Staat voorafgaand aan de uitzetting wist dat het informatieverzoek de reden van de uitzetting was, maar dat dit niet aan Boersma is gemeld. Zij verkeerde hierdoor in de veronderstelling dat de deportatie te maken had met haar journalistieke werkzaamheden en bracht dit ook als zodanig naar buiten.
In haar aansprakelijkstelling wees Boersma onder meer op de kwetsbare positie van journalisten in Turkije. De Staat had mede daarom nooit een dergelijk verzoek aan de Turkse autoriteiten mogen sturen. Boersma heeft sterke aanwijzingen dat zij in de periode vanaf het eerste informatieverzoek tot haar uitzetting werd gevolgd en afgeluisterd door de Turkse autoriteiten, waardoor ook haar journalistieke bronnen gevaar liepen. Bovenal was het informatieverzoek volstrekt onnodig. Boersma was tijdens haar correspondentschap in Turkije gemiddeld drie keer per jaar in Nederland en justitie had alle gelegenheid om haar tijdens een van die bezoeken te benaderen. Ook vlak voor haar deportatie uit Turkije was Boersma nog in Nederland geweest zonder benaderd te zijn door justitie.
De Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) is naar aanleiding van deze zaak in gesprek getreden met het Openbaar Ministerie over informatieverzoeken over journalisten in landen met een kwetsbare reputatie op het gebied van persvrijheid en de mensenrechten in het algemeen. Dit heeft geleid tot aanpassing van de interne regelgeving van het OM.
Over de hoogte van het schadebedrag worden vanwege een geheimhoudingsclausule geen uitspraken gedaan.
Boersma werd in deze zaak bijgestaan door advocaat Tom de Boer. Zijn reactie op de schikking:
"Cliënte is tevreden met de schikking en kan deze nare periode hiermee hopelijk zo goed mogelijk afsluiten. Zij is als gevolg van de informatiedeling van de een op de andere dag haar sociale en professionele leven in Turkije kwijtgeraakt en de zaak heeft ook daarnaast een negatief stempel gedrukt op haar leven. Dat valt op het conto van justitie te schrijven, dat onder deze omstandigheden nooit een dergelijk verzoek had mogen sturen. Het bracht cliënte in gevaar en was bovendien helemaal niet nodig. Daarom is het ook goed dat deze zaak tot een wijziging van het beleid van het OM heeft geleid. Hopelijk worden dergelijke situaties hierdoor in de toekomst voorkomen".
Boersma ontving voor deze zaak financiële steun van het Media Legal Defence Initiative.
Eerdere berichten: