De rechtbank Limburg heeft vandaag een belangrijke uitspraak gedaan over artikel 421 Sr, financiering van terrorisme. Het leveren van spullen die naar hun kennelijke verschijningsvorm hulpgoederen zijn (in dit geval luiers en babymelk) is geen financiering van terrorisme, ook als die hulpgoederen in IS-gebied zijn uitgedeeld en er mogelijke (een deel van) die goederen bij families van strijders terecht zijn gekomen. De rechtbank weigert een redenering te volgen waarin het enkele feit dat die families dan hun geld ergens anders voor kunnen gebruiken aanleiding is aan te nemen dat er dus sprake is van financiering van terrorisme, nu hiervoor geen steun is in de wetsgeschiedenis en internationale verdragen.
De rechtbank heeft daarnaast uitzonderlijk ernstige kritiek geuit op het Openbaar Ministerie en de politie vanwege de tunnelvisie in het onderzoek en een gebrek aan magistratelijke houding en juridische kennis op dit terrein. Hierdoor heeft het onderzoek onnodig lang geduurd (ruim vier en een half jaar) en is er ook richting de media en het publiek onnodig lang vastgehouden aan ongefundeerde verwijten die niet te bewijzen, of niet strafbaar waren. tot slot viel het de rechtbank op dat het Openbaar Ministerie niet reageerde op door de verdediging aangevoerde relevante verweren.
Deze uitspraak onderstreept het belang van een robuuste verdediging waarin met kennis van zaken verweer wordt gevoerd.
Cliënt is uiteindelijk volledig vrijgesproken van alle verdenkingen. Hij werd bijgestaan door Tamara Buruma.
De uitspraak is hier te vinden. NRC heeft inmiddels ook een uitgebreid achtergrondartikel over de zaak gepubliceerd.