De Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State houdt morgen zitting over een Palestijnse vreemdeling uit de Gazastrook en de toepassing van artikel 1D van het Vluchtelingenverdrag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is van oordeel dat Palestijnen uit de Gazastrook zijn uitgesloten van de vluchtelingenstatus, omdat UNRWA aan hen bijstand en bescherming verleent. Volgens de Palestijnse vreemdeling is UNRWA echter niet in staat de benodigde levensomstandigheden te bieden in de Gazastrook. Tijdens de zitting zal daarom de vraag behandeld worden of UNRWA voldoende bijstand en bescherming kan bieden aan Palestijnen in de Gazastrook. De uiteindelijk uitspraak is dan ook van groot belang voor alle Palestijnen uit de Gazastrook, die in Nederland asiel aanvragen. De Rechtbank Amsterdam oordeelde eerder dat Palestijnen uit de Gazastrook vanwege de humanitaire noodsituatie daar niet geacht kunnen worden vrijwillig te zijn vertrokken. De rechtbank concludeerde dat om die reden ook niet van ze verwacht kan worden dat ze terugkeren. Juridisch uitgedrukt: daarom is art. 1(D) van het Vluchtelingenverdrag niet op deze groep van toepassing, en vallen ze onder art. 1(A) van het Verdrag, aldus de rechtbank. Dit betekent dat deze mensen, Palestijnen uit de Gaza, in beginsel verdragsvluchteling zijn. Voorwaarde is wel dat ze in Gaza onder de zorg van de UNRWA vielen. Dit was voor het eerst dat een rechtbank in Nederland de situatie in Gaza als een humanitaire noodsituatie kwalificeert, en daar ook asielrechtelijke consequenties verbindt. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij de Afdeling.
De volledige uitspraak van de rechtbank kunt u hier teruglezen.
Cliënt wordt in deze zaak bijgestaan door Marq Wijngaarden.